-
1 ruffle
n. rimpeling; (geplooide) kraag of boord--------v. verstoren, doen rimpelenruffle1[ rufl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————ruffle2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verstoren ⇒ doen rimpelen, verwarren3 ergeren ⇒ kwaad maken, opwinden♦voorbeelden: -
2 he ruffles so easily
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский